Naar beginpagina:

vrijdag 16 december 2011

De onwoorden-top-100

De Nederlandse taal staat bol van de uitdrukkingen die eigenlijk niet kunnen. Dat menen althans taalkenners. Doorpakken, de vertaalslag maken of monitoren, taalliefhebbers gruwelen ervan. In Nieuwslijn Magazine zet Neerlandicus Peter Zuijdgeest de 100 meest gebruikte onwoorden op een rij.
Ergeren
Zuijdgeest onderzocht de woorden waar mensen zich aan ergeren. Hij deed dit aan de hand van de vele taalboekjes die zijn verschenen. Die beschrijven vaak de woorden die in een bepaald jaar voor het eerst veel gehoord worden. Zo kwam Zuidgeest tot een top-100.

Ophoesten
"Je ziet vaak dat woorden gebruikt worden omdat mensen precies snappen wat ermee wordt bedoeld. Neem nu ophoesten. Het klinkt wat onsmakelijk, maar er is geen ander woord dat zo kernachtig weergeeft wat bedoeld wordt. Dat is volgens Zuijdgeest ook het probleem. Beleidsmakers, ambtenaren en politici gebruiken de on-woorden graag omdat ze zo doeltreffend zijn. En dus blijven die verfoeide woorden bestaan.

Top-100
Hierna volgen de Top-100 van onwoorden. U vindt eerst de plaats op de ranglijst, daarna het woord en vevolgens het jaar, waarin het woord voor het eerst in een taalboekje werd vermeld.
   1. opstarten  1984
   2. gebeuren  1984
   3. (kosten)plaatje  1982
   4. communicatie  1961
   5. een stukje  1986
   6. naar ... toe  1984
   7. best wel  1982
   8. ja toch?  1983
   9. invullen, invulling geven  1981
 10. ophoesten  1981
 11. ergens  1961
 12. kortsluiten  1983
 13. target  1987
 14. qua  1982
 15. handen en voeten geven  1981
 16. impact  1961
 17. monitoren  1997
 18. oppakken  1983
 19. uitdaging  1995
 20. input, output  1987
 21. op de rails staan  1987
 22. bespreekbaar maken  1981
 23. terugfluiten  1981
 24. bilateraaltje  1981
 25. traject  1987
 26. inschatten  1987
 27. toko  1987
 28. upgraden  1995
 29. hebben, ergens iets mee  1995
 30. dus  1987
 31. depri  1987
 32. heftig  1987
 33. insteek  1995
 34. transparant  1997
 35. ervoor gaan  1995
 36. effectueren  1981
 37. opteren  1981
 38. vigerend  1981
 39. signaleren  1982
 40. afbouwen  1987
 41. meenemen  1995
 42. tools  1997
 43. neerzetten, iets  1995
 44. schakelen  1997
 45. aansturen  1997
 46. –gericht (klant-, service-, oplossings-, markt-, resultaat-, publieks-)  1995
 47. de kar trekken  1987
 48. insteken  1995
 49. aanvliegen  1987
 50. casu quo  1983
 51. handlen, iets (kunnen)  1987
 52. commitment  1987
 53. x-aantal  1982
 54. op de tocht staan  1981
 55. een gepasseerd station zijn  1981
 56. amoveren  1981
 57. spin-off  1998
 58. speerpunt  1995
 59. pro-actief  2000
 60. terugkoppelen  1995
 61. vertaalslag maken  2000
 62. fun, voor de  1995
 63. gehalte, een hoog ...  1995
 64. voortschrijdend inzicht  1997
 65. pilot  1997
 66. een signaal afgeven  1995
 67. kantelen  1997
 68. audit  1998
 69. sonderen  1997
 70. checken, afchecken, nachecken  1998
 71. bottom up, top down  1998
 72. aanhouden, iets tegen iemand  2000
 73. incentive  1998
 74. win-winsituatie  2000
 75. faciliteren  2000
 76. functie (aanjaag-, signalerings-, contact-, kennis-, voorbeeld-, loket-)  2000
 77. maatwerk  2000
 78. afrekenen, iemand ergens op ...  1997
 79. managen  1997
 80. assessment  1998
 81. linksom of rechtsom  1997
 82. zeg maar  1995
 83. plasje, ergens een ... overdoen  1987
 84. niet te filmen  1995
 85. ermee omgaan  1995
 86. soort van  2009
 87. tussen de oren  1995
 88. zoiets hebben van  1995
 89. ...breed (gemeente-, kamer-, organisatie-)  1995
 90. cancellen  1995
 91. stakeholder  2003
 92. benchmark  2003
 93. hands on  2003
 94. integraal  2003
 95. paradigma  2000
 96. je ding doen  2003
 97. doorpakken  2003
 98. leidend zijn  2003
 99. spagaat, in een ... zitten  2003
100. helemaal (goed, lekker, leuk)  2009

Bron: Radio Nederland Wereldomroep

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Geef uw reactie! Alle reacties worden na een beoordeling geplaatst. Anonieme berichten worden niet geplaatst. .