De Nederlandse taal staat bol van de uitdrukkingen die eigenlijk niet kunnen. Dat menen althans taalkenners. Doorpakken, de vertaalslag maken of monitoren, taalliefhebbers gruwelen ervan. In Nieuwslijn Magazine zet Neerlandicus Peter Zuijdgeest de 100 meest gebruikte onwoorden op een rij.
Ergeren
Zuijdgeest onderzocht de woorden waar mensen zich aan ergeren. Hij deed dit aan de hand van de vele taalboekjes die zijn verschenen. Die beschrijven vaak de woorden die in een bepaald jaar voor het eerst veel gehoord worden. Zo kwam Zuidgeest tot een top-100.
Ophoesten
"Je ziet vaak dat woorden gebruikt worden omdat mensen precies snappen wat ermee wordt bedoeld. Neem nu ophoesten. Het klinkt wat onsmakelijk, maar er is geen ander woord dat zo kernachtig weergeeft wat bedoeld wordt. Dat is volgens Zuijdgeest ook het probleem. Beleidsmakers, ambtenaren en politici gebruiken de on-woorden graag omdat ze zo doeltreffend zijn. En dus blijven die verfoeide woorden bestaan.
Top-100
Hierna volgen de Top-100 van onwoorden. U vindt eerst de plaats op de ranglijst, daarna het woord en vevolgens het jaar, waarin het woord voor het eerst in een taalboekje werd vermeld.
1. opstarten 1984
2. gebeuren 1984
3. (kosten)plaatje 1982
4. communicatie 1961
5. een stukje 1986
6. naar ... toe 1984
7. best wel 1982
8. ja toch? 1983
9. invullen, invulling geven 1981
10. ophoesten 1981
11. ergens 1961
12. kortsluiten 1983
13. target 1987
14. qua 1982
15. handen en voeten geven 1981
16. impact 1961
17. monitoren 1997
18. oppakken 1983
19. uitdaging 1995
20. input, output 1987
21. op de rails staan 1987
22. bespreekbaar maken 1981
23. terugfluiten 1981
24. bilateraaltje 1981
25. traject 1987
26. inschatten 1987
27. toko 1987
28. upgraden 1995
29. hebben, ergens iets mee 1995
30. dus 1987
31. depri 1987
32. heftig 1987
33. insteek 1995
34. transparant 1997
35. ervoor gaan 1995
36. effectueren 1981
37. opteren 1981
38. vigerend 1981
39. signaleren 1982
40. afbouwen 1987
41. meenemen 1995
42. tools 1997
43. neerzetten, iets 1995
44. schakelen 1997
45. aansturen 1997
46. –gericht (klant-, service-, oplossings-, markt-, resultaat-, publieks-) 1995
47. de kar trekken 1987
48. insteken 1995
49. aanvliegen 1987
50. casu quo 1983
51. handlen, iets (kunnen) 1987
52. commitment 1987
53. x-aantal 1982
54. op de tocht staan 1981
55. een gepasseerd station zijn 1981
56. amoveren 1981
57. spin-off 1998
58. speerpunt 1995
59. pro-actief 2000
60. terugkoppelen 1995
61. vertaalslag maken 2000
62. fun, voor de 1995
63. gehalte, een hoog ... 1995
64. voortschrijdend inzicht 1997
65. pilot 1997
66. een signaal afgeven 1995
67. kantelen 1997
68. audit 1998
69. sonderen 1997
70. checken, afchecken, nachecken 1998
71. bottom up, top down 1998
72. aanhouden, iets tegen iemand 2000
73. incentive 1998
74. win-winsituatie 2000
75. faciliteren 2000
76. functie (aanjaag-, signalerings-, contact-, kennis-, voorbeeld-, loket-) 2000
77. maatwerk 2000
78. afrekenen, iemand ergens op ... 1997
79. managen 1997
80. assessment 1998
81. linksom of rechtsom 1997
82. zeg maar 1995
83. plasje, ergens een ... overdoen 1987
84. niet te filmen 1995
85. ermee omgaan 1995
86. soort van 2009
87. tussen de oren 1995
88. zoiets hebben van 1995
89. ...breed (gemeente-, kamer-, organisatie-) 1995
90. cancellen 1995
91. stakeholder 2003
92. benchmark 2003
93. hands on 2003
94. integraal 2003
95. paradigma 2000
96. je ding doen 2003
97. doorpakken 2003
98. leidend zijn 2003
99. spagaat, in een ... zitten 2003
100. helemaal (goed, lekker, leuk) 2009
Bron: Radio Nederland Wereldomroep
Geen opmerkingen:
Een reactie posten
Geef uw reactie! Alle reacties worden na een beoordeling geplaatst. Anonieme berichten worden niet geplaatst. .